Is de hersencelcomputer nabij?
In de Volkskrant van 21 februari verscheen onder deze titel een jubelverhaal van Bart van de Weijer over een kunstmatige synaps ontwikkeld door de universiteiten van Stanford en Groningen. Voordat je vraagt waar die computer besteld kan worden, een paar kanttekeningen.
Allereerst, wat is een synaps? Volgens Wikipedia: Een synaps is de contactplaats tussen twee zenuwcellen of tussen een zenuwcel en een spiervezel of een zenuwcel en een kliercel, waar door geleide diffusie van ionen zenuwimpuls-overdracht plaatsvindt. Volgens het artikel kan de nu ontwikkelde contactplaats gelijktijdig gegevens opslaan en verwerken, waardoor neurale computernetwerken efficiënter en energiezuiniger worden dan die van de mens. ––Nu beschikt elke mens over zo’n honderd miljard (100.000.000.000) zenuwcellen, die elk minimaal twee contactplaatsen (synapsen) hebben. Dus voor concurrentie hoeven we voorlopig nog niet vrezen…
Ten tweede, de in het artikel genoemde toepassing, patroonherkenning, werkt al jaren uitstekend met de gangbare digitale computers. Denk maar aan de lees- en sorteercomputers van PostNL die gedrukte én handgeschreven cijfers en letters op brieven en pakjes herkennen. Aan de digitale assistenten Siri en Google die al jaren spraak herkennen en met menselijke stem kunnen antwoorden op je vragen. En het inschatten van verkeerssituaties is ook al enige tijd in auto’s mogelijk. Dat dit alles met de nieuwe kunstmatige synapsen zou kunnen is een erg theoretische mogelijkheid.
Ten derde, zelfs al zou je zo’n nieuwe celcomputer kunnen maken, dan zullen de kosten astronomisch hoog zijn want met digitale chips heeft het zo’n 50 jaar geduurd voordat we het huidige kosten niveau bereikt hebben, dat alleen mogelijk is vanwege de enorme massaproductie. Waarvan voor de productie van de nieuwe synaps geen sprake zal zijn.
Ten vierde, als voordeel van de nieuwe synaps wordt in het artikel genoemd dat het opgeslagen gegeven elke waarde kan aannemen. In mijn ogen is dat echter een groot nadeel voor zijn praktische toepassing, want dat verlaagt de betrouwbaarheid gigantisch. Het is niet voor niets dat de analoge computer van 55 jaar geleden maar een kort leven beschoren was.
Ten slotte, wat is een computer zonder software? We hebben inmiddels zo’n 60 jaar opgestapelde ervaring met het ontwikkelen van digitale programmatuur, die redelijk ook te testen valt op de beoogde werking. Software ontwikkelen voor analoge computers is een compleet nieuwe tak van sport, en is onmogelijk. Voor automatisch leren aan de hand van voorbeelden, zul je erg veel positieve én vooral negatieve voorbeelden moeten gebruiken en dan nog niet zeker zijn.
Mensen hebben er 20 jaar over gedaan om hun zenuwstelsel te ontwikkelen en maken dan nog steeds fouten, maar wij leren van onze fouten en perfectioneren onszelf steeds verder. Een kunstmatige hersencelcomputer zou dat ook moeten doen, maar ik betwijfel of dat kan zonder menselijke beoordelaar. En dat betekent dat je bij elke geconstateerde fout, de gehele hersencelcomputer zal moeten leren om met die fout om te gaan. Bij elke fout ergens in het neurale netwerk een aantal verbindingen (synapsen) en opgeslagen waardes veranderen! Daar moet je toch niet aan denken?! De nieuwe updates van Microsoft komen al zo vaak, maar de computer blijft in ieder geval wel steeds dezelfde!
Dat een universiteit aandacht wil trekken voor hun nieuwe ontwikkelingen, valt te billijken. Dat een koppenmaker zaken te rooskleurig voorstelt, is begrijpelijk – hij moet immers de aandacht van de lezer trekken. Maar een journalist die voor het katern Wetenschap van de Volkskrant werkt en zijn redactie, zouden beter moeten weten waarover gepubliceerd wordt, is mijn mening.
Hein van Steenis (23 februari 2017)